Vertrouwensbeginsel
OndernemendVLEUTEN > In de bestuursrechtspraak zijn strenge normen vastgelegd waaraan moet zijn voldaan voordat een burger/bedrijf met succes een beroep kan doen op een toezegging of uitspraak van een overheidsdienaar- of instantie.
In tal van uitspraken van de Raad van State staat de standaardriedel: ‘Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.’ Aan de hand van deze sacrale volzin zijn veel beroepen van burgers/bedrijven op het vertrouwensbeginsel getoetst en gestrand in het verleden. Een uitspraak van een ambtenaar over een bouwvergunning of een legaliseringsmogelijkheid was daardoor in het verleden vaak steevast onvoldoende om te kunnen spreken over opgewekt vertrouwen. Een toezegging van een wethouder was vaak niet toereikend als uitsluitend het hele college van B&W bevoegd was om een besluit te nemen.
In de literatuur was er dan ook kritiek op deze strikte opvatting. Dit heeft ook geleid tot een (iets) soepelere opvatting van de bestuursrechter. De Raad van State oordeelde in de zaak van de Overbetuwse Paardenbak in 2017 dat een uitdrukkelijke toezegging van twee ambtenaren, die melden dat er geen vergunning nodig was voor het hebben van een paardenbak, toereikend was om te oordelen dat er sprake was van een gerechtvaardigd vertrouwen. De uitspraak was gedaan door ambtenaren die betrokken waren bij vergunningverlening en handhaving en was nadien in een gespreksverslag bevestigd. De toezegging was concreet en toegesneden op de specifieke paardenbak en er was geen voorbehoud gemaakt, waardoor deze toezegging aan het bestuursorgaan (college van B&W) werd toegerekend. Dat betekent niet dat elke uitspraak of toezegging leidt tot het gewenste resultaat. Een (gewenst) antwoord op een vraag aan de gemeentebalie over een bouwvergunning betekent dus niet dat de vergunning binnen is of er geen vergunningplicht geldt.
Een toezegging waaraan de gemeente kan worden gehouden, moet gedaan zijn door een wethouder die over de portefeuille gaat of een ambtenaar die op desbetreffende afdeling werkt en beschikt over deskundigheid van het desbetreffende onderwerp. Ook speelt een rol of er andere belangen zwaarder meespelen, waardoor de toezegging niet kan worden gehonoreerd. Indien er sprake is van strijd met de wet of omgevingsrecht kan dat leiden tot schadevergoedingsplicht in plaats van bijvoorbeeld de gewenste vergunning.
Tenslotte kan het zijn dat door de bevoegdheidsverdeling een toezegging van / namens het ene orgaan het andere niet bindt en er daardoor geen sprake is van een gerechtvaardigd belang. De toezegging aan een burger door een wethouder dat het bestemmingsplan zal worden gewijzigd, bindt de gemeente niet omdat uitsluitend de gemeenteraad bevoegd is om een bestemmingsplan vast te stellen. Indien u te maken heeft met een kwestie, waarbij aan u als betrokkene een toezegging is gedaan door/namens het bevoegde gezag en deze vervolgens anders of niet wordt gehonoreerd, schroom dan niet om contact op te nemen.
Mr. W.A.L.D.I. van Slagmaat (advocaat)
SBM Advocaten I Middenburcht 136 I 3452 MR Vleuten (Utrecht)
T: 030-7555383 I E: leidscherijn@sbmadvocaten.nl I W: www.sbmadvocaten.nl